|
Offshore windmolens en het belang van een degelijke fundering |
|
Björn Van de Walle |
|
De ontwikkeling van windparken op zee – voor het opwekken van zogenaamde ' offshore windenergie ' – maakt deel uit van een rijk pallet aan maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen ( zie kader p.20 ) . |
|
Hoewel deze tak aan een sterke opmars bezig is en zijn efficiëntie heeft bewezen , plaatst het ingenieurs toch ook voor heel wat nieuwe uitdagingen . |
|
De voordelen om ver uit de kust zogenaamde ' farshore windparken ' te bouwen zijn duidelijk : de molens zijn er vrijwel onzichtbaar vanaf de kust , de vogeltrek wordt minder verstoord en de wind is er sterker en constanter waardoor een hoger rendement kan bekomen worden . |
|
Daartegenover staat dat de grotere waterdiepte en de ruigere omstandigheden zwaardere funderingen vereisen . |
|
Op zee worden de funderingen immers bijkomend belast door golven en stroming . |
|
In de zoektocht naar welke fundering op een bepaalde plaats en bouwtijdstip de voorkeur verdient , kan elke beslissing verstrekkende gevolgen hebben . |
|
De eerste twee gerealiseerde offshore windparken op Belgische bodem zijn daar alvast een mooie illustratie van ! |
|
Project C-Power Belwind |
|
Ligging ( afstand tot kust ) |
|
Thorntonbank ( 30 km ) |
|
Bligh-Bank ( 46 km ) |
|
Huidig aantal windmolens |
|
Waterdiepte |
|
Constructieduur |
|
Type fundering GBF ( beton ) monopiles ( staal ) |
|
Constructieduur fundering |
|
Volledig operationeel |
|
De Belgische offshore windparken illustratief voor Europese tendens |
|
Ook België volgt de ontwikkeling naar een uitbouw van offshore windparken . |
|
Momenteel leveren vóór de Belgische kust twee windmolenparken groene energie , ook al zijn ze nog niet volledig operationeel ( zie tabel ) . |
|
Het windmolenpark van C-Power op de Thorntonbank bestaat voorlopig uit slechts 6 windmolens en bevindt zich op zo'n 30 km voor de kust . |
|
Het windmolenpark van Belwind op de Bligh-Bank telt 55 windmolens en staat iets dieper ( 46 km ) in zee . |
|
Daarmee volgen de Belgische windparken op zee de Europese tendens om in steeds dieper water en verder uit de kust te gaan bouwen . |
|
Ter illustratie : gemiddeld is de waterdiepte en afstand tot de kust voor Europese windparken in 2010 toegenomen tot respectievelijk 25,5 m en 27,1 km ( EWEA ) . |
|
Naast de eerste 6 turbines van het C-Power project ( zie foto : MD ) , heeft ook het Belwind consortium reeds 55 turbines in Belgische mariene wateren in gebruik genomen |
|
Wat opvalt is dat de 55 ' Belwind ' turbines op minder dan anderhalf jaar operationeel waren , terwijl de bouw en installatie van de 6 windmolens van C-Power bijna 2 jaar in beslag namen . |
|
Dit enorm verschil in constructiesnelheid is te verklaren vanuit het type fundering dat werd gebruikt ( voor types zie verder ) . |
|
Voor de 6 windmolens op de Thorntonbank werden betonnen sokkels met een constructietijd van 9 tot 10 maanden gebruikt , terwijl de 55 windmolens op de Blighbank gefundeerd zijn op stalen monopiles die een veel kortere constructietijd hadden . |
|
Toen C-Power begon te bouwen , swingde de staalprijs de pan uit en werd voor betonnen sokkels gekozen . |
|
Twee jaar later kreeg het verhaal een andere wending : staal was plots veel goedkoper geworden . |
|
Gevolg : ten uitvoering van zijn plan om 48 windmolens bij te bouwen op de Thorntonbank , zal ook C-Power straks kiezen voor stalen funderingen . |
|
Een veelheid aan funderingstypes |
|
Al deze types funderingen vragen om een woordje uitleg : de monopiles , betonnen en stalen gravitaire funderingen , tripods , jackets en jackups . |
|
De monopile |
|
De monopile fundering is momenteel het meest gebruikte funderingstype bij offshore windturbines . |
|
In Europa zijn 65 % van alle geïnstalleerde funderingen voor offshore windturbines van dit type , t.o.v. 25 % gravitair en 8 % jacket ( EWEA ) . |
|
De monopile is een eenvoudige structuur die bestaat uit één enkele cilindrische stalen buis , vandaar de naam ' monopaal ' of ' monopile ' . |
|
Het voordeel is dat het ontwerp , de fabricatie en de installatie zeer eenvoudig zijn in vergelijking met andere funderingstechnieken . |
|
Een nadeel is een hoge buigzaamheid in diep water . |
|
De paal wordt volledig aan land gemaakt . |
|
Vervolgens wordt ze als één geheel getransporteerd naar de gewenste locatie . |
|
Dit gebeurt op een drijvend ponton dat meerdere palen tegelijk kan vervoeren . |
|
Eenmaal ter plaatse wordt de paal door een kraan op een ponton of door een jack-up platform ( zie verder ) opgetild . |
|
De paal wordt daarna gepositioneerd in een speciale mal , zodat ze zo verticaal mogelijk in de zeebodem kan geduwd worden . |
|
Eenmaal de paal de gewenste diepte heeft bereikt , wordt een tussenstuk op de paal geplaatst , waarop dan de windturbine komt . |
|
Om het probleem van de hoge buigzaamheid in diep water op te vangen is een variante ontwikkeld : de tripile ( zie figuur ) . |
|
De hoge kostprijs van deze ' tripile ' of ' drie palen'-systeem gaf op zijn beurt aanleiding tot de ontwikkeling van de getuide of met spankabels verankerde monopile . |
|
De spankabels worden zo hoog mogelijk , net onder de rotorbladen , aan de paal vastgemaakt om het buigmoment in de paal te verminderen . |
|
Dit heeft als voordeel dat de paal dunner kan geconstrueerd worden . |
|
De spankabels worden in de zeebodem vastgemaakt met behulp van stevige ankers . |
|
Het type anker is afhankelijk van de bodemsoort . |
|
Een stootrand rond de paal vormt een bescherming tegen aanvaringen . |
|
Met 65 % van alle Europese offshore windparkinstallaties , is de monopile vandaag het meest gebruikte funderingssysteem . |
|
Zijn eenvoud en relatief vlotte plaatsing speelt hierbij een rol . |
|
Een nadeel kan dan weer de hoge buigzaamheid zijn in diep water . |
|
Dit beeld toont enkele stalen monopiles en de ( gele ) tussenstukken wachtend in de haven van Zeebrugge , voor transport naar het Belwindpark . |
|
Offshore windproductie is hot |
|
De gevolgen van de huidige klimaatverandering worden wereldwijd steeds beter zichtbaar . |
|
Daarom engageert de Europese Commissie zich via het ' Klimaatplan 20-20-20 ' om de uitstoot van broeikasgassen tegen het jaar 2020 met minstens 20 % te verminderen , de energie-efficiëntie met 20 % te verhogen en het aandeel van duurzame energie in de totale energieproductie op 20 % te brengen . |
|
Om deze doelstellingen te halen , wordt onder meer beroep gedaan op windenergie . |
|
Eind 2010 bedroeg het totale geïnstalleerde vermogen aan windparken in Europa 84 GW , wat in een normaal jaar overeenstemt met een electriciteitsproductie van 181 TWh of 5,3 % van het totale Europese electriciteitsverbruik ( EWEA ) . |
|
Met 9,5 % van dit totaal , vormen offshore windparken een substantieel en groeiend aandeel . |
|
De tien windparken die momenteel in Europa op zee in aanbouw zijn , vertegenwoordigen een bijkomend geïnstalleerd vermogen van 3 GW . |
|
Tel daarbij de 19 GW capaciteit , nog niet in aanbouw maar wel reeds volledig vergund , en het moet haalbaar zijn om tegen 2020 de kaap van de 20 % aan offshore windenergieproductie te nemen . |
|
De tripile is ontwikkeld als variante op de monopile , teneinde het probleem van de hoge buigzaamheid in diep water te ondervangen . |
|
Om de hoge kostprijs van dit meerpalensysteem te drukken , kwam men vervolgens met een ' getuide ' ( zie boven ) , d.i. met spankabels verankerde monopile , op de proppen . |
|
De betonnen gravitaire fundering |
|
De gewichtsfundering of gravitaire fundering ( ' Gravity Based Foundation ' of ' GBF ' ) was in de jaren '90 de meest voorkomende fundering voor offshore windturbines . |
|
De eerste gewichtsfunderingen bestonden uit massief beton . |
|
Deze hadden – hoe tegenstrijdig het ook klinkt – één groot nadeel : hun gewicht . |
|
Dit enorme gewicht was nodig om de constructie ( dankzij de zwaartekracht of gravitatie ) haar stabiliteit te verlenen . |
|
Toen bleek dat deze betonnen structuren bij grotere waterdieptes zelfs té zwaar werden voor de sterkste installatie- en hefwerktuigen , diende een oplossing te worden uitgedokterd . |
|
Men bouwde een holle , betonnen fundering aan land die vervolgens naar de plaats van installatie werd vervoerd om daar met ballastmateriaal te worden opgevuld en zo het volledige ontwerpgewicht te verkrijgen . |
|
Het ontwerpgewicht wordt zo berekend , dat de fundering niet kan wegglijden , kantelen of opgelift worden . |
|
Kantelen kan worden voorkomen door de basis van de fundering te verbreden . |
|
Het toepassen van gewichtsfunderingen wordt vooral beperkt door de draagcapaciteit van de schepen of pontons die de funderingen naar de eindlocatie moeten brengen . |
|
Ze kunnen geplaatst worden tot op dieptes van ongeveer 25 meter . |
|
Grotere waterdieptes zullen in de toekomst ook mogelijk zijn door de bouw van zwaardere schepen en pontons en een verdere daling van het gewicht van de basisstructuur . |
|
Het grootste nadeel aan dit type funderingen is de maandenlange constructietijd wat de trage opbouw van het windmolenpark op de Thorntonbank verklaart . |
|
Een lichter type van gewichtsfunderingen , waarbij het gewicht en dus de stabiliteit wordt gecompenseerd door stalen kabels die verankerd worden in de zeebodem , is in volle ontwikkeling . |
|
Echter , het nadeel van de lange constructietijd blijft … |
|
De stalen gravitaire fundering |
|
De gewichtsfundering of gravitaire fundering kan ook in staal worden uitgevoerd . |
|
Deze bestaat uit twee delen : ( 1 ) een stalen buis en ( 2 ) een stalen doos die op de zeebodem rust ( zie figuur ) . |
|
De stalen buis is hol en wordt opgevuld met ballastmateriaal om het ontwerpgewicht |
|
te bereiken . |
|
De diameter van de buis is afhankelijk van de waterdiepte . |
|
Hoe groter de waterdiepte , hoe groter de diameter van de buis . |
|
Ook de stalen doos wordt |
|
opgevuld om tot een voldoende groot totaal ontwerpgewicht te komen . |
|
Net als de verbrede basis bij de traditionele betonnen GBF , is haar belangrijkste functie om het kantelen van de structuur te voorkomen . |
|
Het nadeel is echter dat bij grotere waterdieptes meer staal nodig is , wat de kostprijs aanzienlijk kan doen stijgen . |
|
En hoewel de benodigde constructietijd korter is dan bij de betonnen variant , is ze toch nog steeds vrij lang . |
|
De betonnen gravitaire fundering ( Gravity Based Foundation – GBF ) is vandaag toegepast bij zowat 25 % van de in Europese zeeën geplaatste turbines . |
|
Het systeem is wat op zijn retour o.a. vanwege de lange bouwtijd en de transport- en installatieproblemen eigen aan deze zware constructies . |
|
De stalen variant van de gravitaire fundering bestaat uit een holle , op te vullen buis en een soort doos die de constructie moet wapenen tegen omkantelen . |
|
Transport en plaatsing kan een stuk vlotter dan bij de betonnen GBF , maar zeker bij grote waterdieptes blijft de hoge staalprijs een groot nadeel . |
|
Bij een variante op de betonnen gravitaire fundering gebruikt men spankabels , waardoor het gewicht van de fundering kan teruggebracht worden . |
|
De tripod |
|
Een tripod kan het best vergeleken worden met het driepotige statief van een fotocamera . |
|
De centrale koker vormt de basis voor de turbine . |
|
Door deze opbouw heeft de tripod , in vergelijking met de monopile , zowel een grotere sterkte als een grotere stijfheid . |
|
De bredere basis werkt tevens het kantelen van de constructie tegen . |
|
De tripod wordt in de zeebodem verankerd door middel van palen of met behulp van zogenaamde ' suction buckets ' ( letterlijk : zuigemmers ) . |
|
Bij dit laatste systeem wordt de tripod als het ware met zuignappen vastgezogen in de zeebodem . |
|
De ' suction bucket ' is een stalen , cilindervormige doos die omgekeerd op de zeebodem wordt geplaatst en aan de bovenzijde is afgesloten . |
|
Door binnenin een zuigkracht op te wekken , zuigt de ' bucket ' zichzelf vast in de zeebodem . |
|
Dit heeft als voordeel dat de ' suction bucket ' al vóór de installatie op de zeebodem aan de rest van de structuur bevestigd kan worden . |
|
De tripod is ontworpen voor waterdieptes van 30 - 40 meter . |
|
Het kan ook in ondieper water maar is dan economisch minder interessant . |
|
Nadeel van dit type fundering is , net als bij de stalen GBF's , opnieuw de constructietijd . |
|
Ook van de tripod bestaan variaties . |
|
Bij de niet-gecentreerde tripod ( zie p. 22 ) staat de windturbine niet meer centraal , maar boven één van de hoekpunten . |
|
Het ontwerp is iets zwaarder maar omdat de productie eenvoudiger verloopt , kan de totale kost gedrukt worden . |
|
Bovendien kan installatie tot op 45 m diepte . |
|
Een tweede variant op de tripod is de betonnen tripod . |
|
Bij dit ontwerp bestaat de driehoekige voet uit beton , waarin de stalen koker verwerkt wordt . |
|
Het doel van dit ontwerp is om in tijden van duur staal de prijs te drukken . |
|
Het bijhorende nadeel is dan weer het grote gewicht waardoor transport en installatie moeilijker worden . |
|
De jacket |
|
Na de monopile ( 65 % ) en de gravitaire fundering ( 25 % ) , is de jacket ( 8 % ) vandaag het meest toegepaste funderingssysteem voor offshore windmolens in Europa . |
|
De jacket doet wel wat denken aan een hoogspanningsmast en bestaat uit een toren , die opgebouwd is uit stalen buizen en vier steunpunten telt . |
|
Door deze opbouw krijgt de toren zowel een grotere sterkte als een grotere stijfheid in vergelijking met een monopile of tripod . |
|
Net als de tripod kan ook de jacket verankerd worden met palen of met behulp van ' suction buckets ' . |
|
De structuur is echter vrij ingewikkeld waardoor de ontwerp- en fabricatiekosten oplopen . |
|
Hierdoor is de jacket economisch ongunstig bij waterdieptes van minder dan 40 m. Deze funderingstructuur wordt ook reeds frequent en met succes toegepast in de olie- en gasindustrie . |
|
Bij de ' full height jacket ' variant , komt de toren tot net onder de windturbine in plaats van tot juist boven het wateroppervlak . |
|
Hierdoor is geen extra paal vereist ter ondersteuning van gondel en rotor . |
|
Nadeel is dan weer dat deze constructie niet ' opdeelbaar ' is en dus in zijn geheel dient getransporteerd . |
|
De tripod als funderingssysteem voor offshore windturbines kan nog het best worden vergeleken met een reuze ( camera ) statief , waarbij de pyloon op de plaats van de camera komt . |
|
In één van de varianten , de niet-gecentreerde tripod , komt de pyloon niet in het midden te staan , maar boven één van de hoekpunten . |
|
De jackup |
|
Bijzonder aan dit nieuw ontwikkelde funderingssysteem , de jackup ( letterlijk krik ) , is dat de windturbine samen met zijn 3 of 4 poten drijvend naar de eindlocatie kan worden gesleept . |
|
Daar worden de poten naar beneden gekrikt tot ze voldoende diep in de zeebodem gedrongen zijn . |
|
Tegelijkertijd wordt het platform met de turbine op de poten omhoog gekrikt totdat het zich ruim boven het wateroppervlak bevindt , onbereikbaar voor de golven . |
|
Het grootste voordeel is dat voor de installatie geen grote pontons of kraanschepen nodig zijn . |
|
De jackup is immers ' zelfinstallerend ' . |
|
Net als de jacket is de jackup een ontwerp afkomstig uit de olie- en gasindustrie . |
|
Drijvende structuren |
|
Aan elk funderingstype zijn nadelen verbonden . |
|
Bovendien brengen het offshore installeren , onderhouden en repareren – vaak onder slechte weersomstandigheden – heel wat moeilijkheden en extra kosten met zich mee . |
|
En op het einde van de rit , wanneer de fundering dient te worden ontmanteld , volgt een extra , vaak onderschatte kost . |
|
Om die redenen worden drijvende structuren als een mogelijk waardevol alternatief gezien . |
|
Helaas staat de ontwikkeling nog maar in zijn kinderschoenen . |
|
Het principe benadert misschien nog het best dat van een drijvende dobber of fles , met daarop in plaats van een vlag , een windturbine ( zie figuur p.24 ) . |
|
Om te verhinderen dat deze drijvende structuren op zee gaan rondzwalpen onder invloed van stromingen , wind en golven , worden ze met kabels in de zeebodem verankerd . |
|
Groot voordeel is dat ze geplaatst kunnen worden in grote waterdieptes . |
|
De jacket als funderingssysteem voor windmolens op zee , is afgekeken uit de offshore olie- en gasindustrie . |
|
Ze is vooral interessant bij dieptes van meer dan 40 meter . |
|
Wat stuurt de keuze voor een bepaald funderingstype ? |
|
Verschillende factoren spelen mee bij de keuze van een funderingstype . |
|
De kostprijs van de benodigde materialen is een belangrijke drijfveer , maar ook de waterdiepte , de gewenste constructie- en installatietijd en de aanwezige ondergrond spelen mee . |
|
Zandige bodems zijn een uitstekende ondergrond om op te funderen , terwijl kleigronden zeer samendrukbaar zijn en door hun geringe draagkracht al eens voor problemen kunnen zorgen . |
|
Om hieraan te verhelpen kunnen hulpmiddelen aangewend worden . |
|
Funderen op palen kan een optie zijn , ware het niet dat deze en andere technieken het uiteindelijke kostenplaatje flink doen toenemen . |
|
Ook een stabiele zandige zeebodem kan nog problemen opleveren . |
|
Boven de zandlaag kan immers een meters dikke sliblaag liggen die eerst verwijderd moet worden vooraleer een fundering kan geplaatst worden . |
|
Welke oplossing uiteindelijk de beste is , hangt af van heel wat factoren . |
|
Algemeen kan men echter stellen dat de monopile nog steeds een uitstekend funderingstype is op zandige bodems bij geringe waterdieptes ( < 25 m ) . |
|
Als de waterdiepte groter wordt , of de zeebodem uit een andere ondergrond bestaat , kunnen andere funderingstypes een alternatief bieden . |
|
Bij waterdieptes van meer dan 100 m , lijken momenteel enkel drijvende structuren in aanmerking te komen ( zie figuur ) . |
|
Overzicht van alle bestaande off- en nearshore windmolenprojecten in de Noordeuropese zeeën in september 2010 . |
|
In totaal is sprake van 989 operationele offshore / nearshore turbines , goed voor een geïnstalleerd vermogen van 2,497 GW . |
|
Ter vergelijking : het vermogen van de vier kernreactoren in de kerncentrale van Doel bedraagt 2,839 GW . |
|
Kleine kanttekening : bij windmolens is het geïnstalleerde vermogen niet gelijk aan het geproduceerde vermogen . |
|
De productie van een windmolen hangt immers af van de windsnelheid , die varieert en soms nul bedraagt . |
|
In die zin spreekt men van een productiefactor . |
|
Deze productiefactor is gelijk aan de verhouding van het gemiddeld geproduceerd vermogen tot het maximaal leverbaar vermogen . |
|
Voor de windmolens op de Thorntonbank bijvoorbeeld bedraagt de productiefactor 0,38 . |
|
Dit kan laag lijken , maar is nog altijd ruim het dubbele van die bij windmolens aan land |
|
Nogersund Zweden tripod |
|
Vindeby Denemarken betonnen GBF |
|
Lely Nederland monopile |
|
Tunö Knob Denemarken betonnen caisson |
|
Irene Vorrink Nederland monopile |
|
Bockstigen Zweden monopile |
|
Utgrunden Zweden monopile |
|
Blyth Ver. Koninkrijk monopile |
|
Middelgrunden Denemarken hybride GBF ( st+b . ) |
|
Yttre Stengrund Zweden monopile |
|
Horns Rev Denemarken monopile |
|
Rönland Denemarken monopile |
|
Samsö Denemarken monopile |
|
Frederikshaven Denemarken monopile |
|
Nysted Denemarken betonnen GBF |
|
Arklow Bank Ierland monopile |
|
North Hoyle Ver. Koninkrijk monopile |
|
Scroby Sands Ver. Koninkrijk monopile |
|
Ems Emden Duitsland onshore fundering |
|
Kentish Flats Ver. Koninkrijk 2005 30 turbines monopile |
|
Breitling Duitsland |
|
Barrow Ver. Koninkrijk monopile |
|
Egmond aan Zee Nederland monopile |
|
Moray Firth Ver. Koninkrijk jacket |
|
Beatrice Ver. Koninkrijk tripod / jacket |
|
Burbo bank Ver. Koninkrijk monopile |
|
Lillgrund Zweden betonnen GBF |
|
Pr . |
|
Amaliawindpark Nederland monopile |
|
Thorntonbank België GBF |
|
Hooksiel Duitsland tripile |
|
Lynn & Inner Dowsing Ver. Koninkrijk monopile |
|
Karmoy Noorwegen drijvend |
|
Robin Rigg Ver. Koninkrijk monopile |
|
Alpha Ventus Duitsland tripod / jacket |
|
Rhyl Flats Ver. Koninkrijk monopile |
|
Store Baelt Denemarken GBF |
|
Lake Vanern Zweden GBF |
|
Kopenhagen Denemarken onshore fundering |
|
Blyth Harbour Ver. Koninkrijk monopile |
|
Hywind Noorwegen drijvend |
|
Horns Rev II Denemarken monopile |
|
Gunfleet Sands 1 & 2 Ver. Koninkrijk monopile |
|
Nysted II Denemarken GBF |
|
Thanet Windpark Ver. Koninkrijk monopile |
|
Belwind België monopile |
|
Nog maar in zijn kinderschoenen maar veelbelovend is de plaatsing van windturbines op drijvende structuren . |
|
Grote voordelen zijn de vlotte ontmanteling en de mogelijkheid om de werktijd op zee aanzienlijk te verminderen en in grote waterdieptes te gaan werken . |
|
Hoe ziet de toekomst van Belgische offshore windmolen parken eruit ? |
|
Twee windmolenparken zijn momenteel ( deels ) operationeel vóór de Belgische kust : het C-Power project op de Thorntonbank en het Belwind initiatief op de Bligh Bank . |
|
Beide windmolenparken zullen de komende 2 - 3 jaar uitgebreid worden . |
|
Tevens start dit jaar de bouw van een derde windmolenpark , dat van het Eldepasco consortium op de Bank zonder naam . |
|
Dit windmolenpark zal zich op 38 km van de kust bevinden in waterdieptes van 16 - 32 m. De keuze voor het type fundering is echter nog niet gemaakt . |
|
Daarnaast hebben nog drie andere consortia ( ' Rentel ' , ' Norther ' en ' Seastar ' ) een domeinconcessie op zak om een windpark te ontwikkelen in dezelfde zoekzone als de drie andere projecten ( zie kaart ) . |
|
Hoe elk van die projecten de uitdaging zal aangaan om ver op zee , in vrij diep water , te gaan bouwen is nog onduidelijk . |
|
Zeker is wel dat ook de Belgische ontwikkelaars niet blind zullen blijven voor internationale technologische en maatschappelijke ontwikkelingen die het steeds verder op zee lijken te zoeken ! |
|
Met dank aan : Ines Tavernier |
|
Elk van de hoger in het artikel vermelde funderingstechnieken voor offshore windmolens heeft een specifiek toepassingsgebied m.b.t. de waterdiepte . |
|
Voor ondiepe , zandige kustgebieden ( < 25 m ) blijft de monopile alsnog zeer geschikt . |
|
Overzichtskaart met geplande windmolenparken voor de Vlaamse kust ( BMM ) . |
|
|