premise
stringlengths
9
577
hypothesis
stringlengths
1
829
label
int64
-1
2
Een vrouw loopt aan de overkant een banaan te eten terwijl een man zijn koffertje volgt.
De vrouw drinkt koffie in het café.
2
Een vrouw loopt aan de overkant een banaan te eten terwijl een man zijn koffertje volgt.
De vrouw eet een banaan.
0
Een vrouw loopt aan de overkant een banaan te eten terwijl een man zijn koffertje volgt.
De vrouw is buiten.
0
Een skiër glijdt langs een metalen spoor.
Er is een skiër vlakbij de trein die naar beneden kijkt.
1
Een skiër glijdt langs een metalen spoor.
Er is een skiër in de buurt van de trein.
0
Een skiër glijdt langs een metalen spoor.
Een skiër is weg van het spoor.
2
's Nachts zit er iemand op de ski's op de rails.
De vrouw eet een auto.
2
's Nachts zit er iemand op de ski's op de rails.
De persoon die skies
0
's Nachts zit er iemand op de ski's op de rails.
Het zijn fantastische skiërs.
1
Een skiër in elektrisch groen aan de rand van een helling van metalen staven.
De skiër stond aan de rand van de helling.
1
Een skiër in elektrisch groen aan de rand van een helling van metalen staven.
De heldergeklede skiër gleed door het parcours heen.
0
Een skiër in elektrisch groen aan de rand van een helling van metalen staven.
De jogger reed door de straten.
2
Een gele geüniformeerde skiër doet een trucje over een getraind voorwerp.
Een snowboarder rijdt op een skilift.
2
Een gele geüniformeerde skiër doet een trucje over een getraind voorwerp.
Een skiër doet mee aan een wedstrijd.
1
Een gele geüniformeerde skiër doet een trucje over een getraind voorwerp.
Iemand houdt zich bezig met wintersport.
0
Een blonde man drinkt uit een openbare fontein.
De man drinkt water.
0
Een blonde man drinkt uit een openbare fontein.
De man heeft erg veel honger.
1
Een blonde man drinkt uit een openbare fontein.
De man drinkt koffie.
2
Nat bruine hond zwemt richting camera.
De hond slaapt in zijn bed.
2
Nat bruine hond zwemt richting camera.
Een hond is aan het apporteren in een vijver.
1
Nat bruine hond zwemt richting camera.
Er is een hond in het water.
0
Een close-up van een hondenzwemmen.
Een kat neemt met tegenzin een bad.
2
Een close-up van een hondenzwemmen.
Een onderwater camera maakt een foto van een puppy.
1
Een close-up van een hondenzwemmen.
Een hond zwemt in een waterlichaam.
0
De harige bruine hond zwemt in de oceaan.
Een hond jaagt op een vis.
1
De harige bruine hond zwemt in de oceaan.
Een hond zwemt.
0
De harige bruine hond zwemt in de oceaan.
Er loopt een hond rond de tuin.
2
Een grote bruine hond zwemt naar de camera.
Een hond zit achter een stok aan.
2
Een grote bruine hond zwemt naar de camera.
Een fotograaf neemt foto's van een hond.
1
Een grote bruine hond zwemt naar de camera.
Een hond zwemt naar de camera.
0
Een zwarte man met een grijze hoed, met een hooivork, stuurt een paardenkar.
De boer met een grijze hoed rijdt in een paardkar.
1
Een zwarte man met een grijze hoed, met een hooivork, stuurt een paardenkar.
De man met de grijze hoed en hooivork regisseert de wagen.
0
Een zwarte man met een grijze hoed, met een hooivork, stuurt een paardenkar.
De vrouw in een blauwe jurk hult een paard aan een kar.
2
Een man leidt een Clydesdale op een hooiweg, in een Oud Land.
Een man loopt met zijn paard op een landweg.
0
Een man leidt een Clydesdale op een hooiweg, in een Oud Land.
Een vrouw in een grijze zakenpak drinkt tea.
2
Een man leidt een Clydesdale op een hooiweg, in een Oud Land.
Een man met een strohoed en een overall loopt met zijn paard op een landweg.
1
Een boer bemestt zijn tuin met mest met een paard en een wagen.
De man is zijn tuin aan het bemesten.
0
Een boer bemestt zijn tuin met mest met een paard en een wagen.
De man is op straat met zijn paard en wagen.
2
Een boer bemestt zijn tuin met mest met een paard en een wagen.
De man bevindt zich in een open veld met een paard en een wagen.
1
Een wit paard trekt een kar terwijl een man staat te kijken.
Een paard vervoert goederen.
1
Een wit paard trekt een kar terwijl een man staat te kijken.
Er loopt een dier naar buiten.
0
Een wit paard trekt een kar terwijl een man staat te kijken.
Een man houdt een paardenrace in de gaten.
2
Een kleine groep kerkgangers houdt een kooroefening in de gaten.
Een groep houdt een praktijk in de gaten.
0
Een kleine groep kerkgangers houdt een kooroefening in de gaten.
Een koor treedt op voor een volle menigte.
-1
Een hond laat een rode schijf op het strand vallen.
een hond vangt de bal op het strand
2
Een hond laat een rode schijf op het strand vallen.
een hond laat een cd vallen met een jongen
1
Een hond laat een rode schijf op het strand vallen.
een hond laat een rode schijf vallen
0
Een man en een vrouw lopen op een straat boven op een heuvel.
Een getrouwd stel loopt op een heuvel.
1
Een man en een vrouw lopen op een straat boven op een heuvel.
Een man en een vrouw lopen op straat.
0
Een man en een vrouw lopen op een straat boven op een heuvel.
Twee mannen spelen vangbal op een heuvel.
2
Een oudere man drinkt jus d'orange in een café.
Een oudere man drinkt appelsap in een bar.
2
Een oudere man drinkt jus d'orange in een café.
Een oudere heer geniet van zijn jus d'orange in een nieuw café.
1
Een oudere man drinkt jus d'orange in een café.
Een oude man geniet van een drankje in een café.
0
Een stel dat handjes vasthoudt loopt door een straat.
Twee mannen houden elkaars hand vast terwijl ze op straat lopen.
1
Een stel dat handjes vasthoudt loopt door een straat.
Er zitten mensen aan de kant van de weg.
2
Een stel dat handjes vasthoudt loopt door een straat.
Mensen houden elkaars hand vast en lopen.
0
Een paar mensen lopen door een witte bakstenen stad.
Er lopen mensen naar buiten.
0
Een paar mensen lopen door een witte bakstenen stad.
Een man en een vrouw lopen in een bruine bakstenen stad.
2
Een paar mensen lopen door een witte bakstenen stad.
Een man en een vrouw lopen door een grote stad.
1
Kinderen die naar huis gaan van school.
De kinderen zijn in de bibliotheek.
2
Kinderen die naar huis gaan van school.
De schoolkinderen gaan naar huis.
0
Kinderen die naar huis gaan van school.
De kinderen lopen in de namiddag.
1
Mensen die naar een koor in een katholieke kerk luisteren.
De mensen luisteren naar een metalband.
2
Mensen die naar een koor in een katholieke kerk luisteren.
Koor zingt in massa.
0
Mensen die naar een koor in een katholieke kerk luisteren.
De mensen zitten in massa voor een eerste communie
1
Bicyclers wachten op een kruispunt.
Een fietser zit te lunchen in het winkelcentrum.
2
Bicyclers wachten op een kruispunt.
De fietsers staan buiten.
0
Bicyclers wachten op een kruispunt.
Bicyclers wachten tot er een auto voorbijrijdt.
1
Bicyclers wachten op een kruispunt.
Een persoon op de fiets wacht terwijl het licht groen is.
1
Bicyclers wachten op een kruispunt.
De fiets staat op een weg.
0
Bicyclers wachten op een kruispunt.
Een persoon op de fiets is in de buurt van een straat.
0
Bicyclers wachten op een kruispunt.
De motorrijders stoppen en wachten op het verkeer op het kruispunt.
0
Bicyclers wachten op een kruispunt.
De fietsers rijden door het winkelcentrum op hun fiets.
2
Bicyclers wachten op een kruispunt.
Bicyclers wachten op hun beurt om over te steken.
0
Bicyclers wachten op een kruispunt.
Fietsers rijden op een snelweg.
2
Bicyclers wachten op een kruispunt.
De fietsers zijn dood.
2
Bicyclers wachten op een kruispunt.
De fietsers rijden naar de boekenwinkel.
1
Bicyclers wachten op een kruispunt.
De fietsers zitten in een race.
1
Bicyclers wachten op een kruispunt.
De fietsers zijn thuis.
2
Bicyclers wachten op een kruispunt.
Een groep fietsers blijft op de stoep op het kruispunt staan.
1
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
Een stelletje vrienden zitten op een boot.
2
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
Mensen met motors.
0
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
Er zijn mensen op de fiets bij het licht
1
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
De mensen zitten binnen te wachten.
2
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
Er zijn mensen buiten.
0
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
De mensen zitten op de fiets.
0
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
De mensen rijden op hun fiets naar de fitnessruimte.
1
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
Mensen die door de stad rijden.
1
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
De mensen zitten op de fiets.
0
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
Naast de motoren is er verkeer.
1
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
De mensen lopen door rood.
2
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
Mensen in een autorace.
2
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
Een lieveheersbeestje is geland op een prachtige roze roos.
2
Mensen die bij het licht op de fiets wachten.
Mannen en vrouwen op hun motorfiets dragen helmen en beschermende jassen.
1
De mensen op de fiets wachten op een kruispunt.
De mensen zitten op skateboards.
2
De mensen op de fiets wachten op een kruispunt.
De mensen rijden op hun fiets.
0
De mensen op de fiets wachten op een kruispunt.
Er is op dit moment een fietsrace aan de gang.
1
De mensen op de fiets wachten op een kruispunt.
De fietsers hebben een gesprek dat op het verkeer wacht.
1
De mensen op de fiets wachten op een kruispunt.
De mensen proberen naar de supermarkt aan de overkant te komen.
1
De mensen op de fiets wachten op een kruispunt.
De mensen wachten op het verkeer.
0